Het is niet altijd duidelijk of schade onder de dekking van een verzekering valt. Onduidelijkheid hierover dient te worden opgelost aan de hand van de verzekeringsovereenkomst, waarin standaard naar de polisvoorwaarden wordt verwezen.
Juridisch gezien gaat het er daarbij om wat de verzekeraar en de verzekeringnemer hebben afgesproken of hebben bedoeld af te spreken. Uitzonderingen daargelaten, wordt in de praktijk natuurlijk niet onderhandeld over de inhoud van de verzekeringsovereenkomst, maar wordt gebruik gemaakt van standaard verzekeringsvoorwaarden. Deze verzekerings- of polisvoorwaarden worden door veel verzekeringnemers voor het afsluiten van de verzekering niet gelezen. Toch zijn de polisvoorwaarden doorslaggevend voor de vraag of de verzekeraar wel of niet gehouden is om over te gaan tot het vergoeden van schade. Als de polisvoorwaarden niet (volledig) duidelijk zijn, dienen deze - uiteindelijk door de rechter - te worden uitgelegd, waarbij ook de (veronderstelde) bedoeling van partijen meespeelt.
Recentelijk oordeelde het Gerechtshof Arnhem over de vraag of in een Citybox opgeslagen bedrijfsinventaris gedekt was onder de inboedelverzekering van de verzekeringnemer. Het kwam hierbij aan op het verschaffen van een juiste uitleg van de polisvoorwaarden en de achtergrond daarvan. Hierna zal ik de achtergrond van de procedure en de stellingen van partijen weergeven. Vervolgens zal ik de overwegingen van het Gerechtshof weergeven om daarna met een conclusie te besluiten.
Achtergrond en stellingen van partijen
Het Hof diende te oordelen over een zaak die in eerste instantie bij de kantonrechter was aangespannen door een mevrouw die via internet bij een grote verzekeraar een inboedelverzekering had afgesloten. Deze persoon had verschillende spullen, die voorheen de inventaris van haar beëindigde bedrijf vormden - waaronder een tafel, stoelen en een pc - opgeslagen bij Citybox. Kort na de verhuizing vond bij Citybox een brand plaats, waardoor de spullen verloren gingen.
In de procedure bij de kantonrechter stelde de verzekeringnemer zich op het standpunt dat de opgeslagen goederen onder de inboedelverzekering vielen. Zij voerde daarbij aan dat het immers ging om spullen die niet meer voor haar bedrijf werden gebruikt en die net zo goed in haar huis hadden kunnen staan. De kantonrechter gaf de verzekeringnemer gelijk en oordeelde dat de door de brand verloren gegane goederen onder de dekking van de inboedelverzekering vielen. De verzekeraar werd veroordeeld tot vergoeding van de schade. Een belangrijke overweging van de kantonrechter was dat onduidelijk was wat met de omschrijving 'bedrijfsuitrusting / spullen van anderen' in de informatie op de website van de verzekeraar werd bedoeld. Volgens de Kantonrechter mocht de verzekeringnemer er in de onderhavige situatie daarom gerechtvaardigd op vertrouwen dat het risico waarvoor zij de verzekering had afgesloten, was gedekt.
De verzekeraar stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de inboedel, die geen deel uitmaakte van het huishouden van de verzekeringnemer, niet onder de inboedelverzekering gedekt is.
De overwegingen van het Hof
Om tot een oordeel te komen over de vraag of de schade onder de inboedelverzekering valt, oordeelt het Hof dat ondermeer van belang is dat de inboedelverzekering via een online aanvraagformulier bij de verzekeraar is afgesloten. In de polis die naar aanleiding van de online verzekeringsaanvraag is opgemaakt, zijn de voorwaarden van de inboedelverzekering vermeld. Het Hof oordeelt dat, nu de verzekeringsovereenkomst langs elektronische weg tot stand is gekomen, de verzekeraar ermee mocht volstaan de voorwaarden bij het sluiten van de overeenkomst langs elektronische weg aan de verzekeringnemer ter beschikking te stellen. Het Hof oordeelt dat verzekeraar dit heeft gedaan op een zodanige manier dat de voorwaarden door de verzekeringnemer konden worden opgeslagen en toegankelijk waren voor latere kennisneming. Daar komt bij dat de verzekeringnemer tijdens de aanvraagprocedure, voordat de overeenkomst tot stand kwam, zich akkoord heeft verklaard met de voorwaarden die zij op dat moment via een hyperlink kon inzien, opslaan en printen. Ook daarna kon zij, via de link op het elektronische polisblad, de voorwaarden (blijven) raadplegen. Op grond van het voorwaarde gaat het Hof dan ook uit van de toepasselijkheid en geldigheid van de verzekeringsvoorwaarden.
Het Hof leidt uit de polis en de polisvoorwaarden af dat de inboedelverzekering dekking biedt voor schade aan of verlies aan inboedel. Uit de definitiebepaling in de voorwaarden moet daarbij onder inboedel worden verstaan: alle roerende zaken die deel uitmaken van de huishouding. Uitgangspunt is daarbij het woonhuis, waarmee volgens de definitiebepaling in het op de polis vermelde risicoadres is bedoeld. Uit de definitiebepalingen blijkt dat ondermeer ook 'bedrijfsuitrusting/spullen van anderen' onder de verzekeringsdekking vallen, zij het dat daarvoor een maximum vergoeding geldt. Daarnaast blijkt uit deze vermeldingen dat de goederen niet alleen binnenshuis verzekerd zijn, maar ook buitenshuis - zij het dat er dan maximale vergoedingen en zekere beperkingen gelden - en tevens in een ander huis of gebouw, mits de goederen daar niet langer dan drie maanden liggen. Volgens het Hof is met die laatste beperking kennelijk beoogd dat alleen inboedelgoederen die zich tijdelijk in een ander huis of gebouw dan het woonhuis van de verzekeringnemer bevinden, onder de verzekeringsdekking vallen. Volgens het Hof kan over deze betekenis ook bij de verzekeringnemer geen misverstand hebben bestaan. In dat kader merkt het Hof bovendien op dat de verzekeringnemer makelaar is en dus geacht kan worden de mogelijkheden en beperkingen van dit soort verzekeringen te kennen en te begrijpen.
De verzekeringnemer heeft tijdens de procedure erkend dat de verbrande goederen nooit deel hebben uitgemaakt van de inboedel op haar woonadres, maar behoorden tot de kantoorinventaris van haar bedrijf. Volgens het Hof is het van belang dat niet kan worden gezegd dat de zaken deel uitmaakten van de huishouding van verzekeringnemer, ook niet als zij onder het begrip 'bedrijfsuitrusting/spullen van anderen' vallen. Het Hof merkt nog op dat het feit dat deze goederen niet meer voor het bedrijf van verzekeringsnemer werden gebruikt hiervoor niet van belang is. Hetzelfde geldt als het gaat om zaken als een tafel, stoelen en een pc die net zo goed in het huis van verzekeringnemer hadden kunnen staan. Hierdoor zijn deze goederen namelijk niet tot de inboedel van haar huis gaan behoren in de zin van de polisvoorwaarden, aldus het Hof. Het Hof oordeelt dat, omdat het niet gaat om goederen die op enig moment deel uitmaakten van de huishouding van de verzekeringnemer, zij ook niet onder de dekking voor goederen vallen die zich tijdelijk in een ander huis of gebouw bevinden. Of de goederen ten tijde van de brand al dan niet reeds langer dan drie maanden bij Citybox waren opgeslagen, kan daarom volgens het Hof verder in het midden blijven.
De slotsom van het Hof is dat de inboedelverzekering de schade niet dekt. Het Hof vernietigt dan ook de eerdere uitspraak van de kantonrechter en veroordeelt de verzekeringnemer tot terugbetaling aan verzekeraar van hetgeen de verzekeraar ter nakoming van het vonnis van de kantonrechter aan haar heeft betaald.
Conclusie
Uit het hiervoor besproken arrest blijkt nog maar eens dat voor de uitleg van overeenkomsten de kennelijke bedoeling van partijen door rechters doorslaggevend wordt geacht. Bij verzekeringen die via internet worden afgesloten moet ook door particulieren worden stilgestaan bij de achterliggende gedachte achter de polisvoorwaarden, die ook in dat geval in principe onverkort van toepassing zijn. Niet alleen de letter, maar vooral de geest van de polisvoorwaarden is daarbij van belang.
Daarnaast geldt dat beoefenaars van bepaalde beroepen, waaronder makelaars, geacht worden een bepaalde basiskennis over de dekking van verzekeringen te hebben. Mocht over de uitleg daarvan onduidelijkheid bestaan, dan is het aan te raden hierover vooraf juridisch advies in te winnen.
De behandelde uitspraak is te vinden op www.rechtspraak.nl, onder LJN-nummer: BX9811.
Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met ons kantoor (tel: 010-7504475 of e-mail info@thladvocaten.nl)