Wanneer een partij een geldvordering heeft op een andere partij zal er veelal een aanmaning worden verzonden. Als aanmaningen niet tot betalingen leiden, kan een partij ervoor kiezen een gerechtelijke procedure te starten. Het is mogelijk dat tijdens de procedure de gedaagde partij zich erop beroept de aanmaning nooit te hebben ontvangen. De vraag is dan: wanneer is een schriftelijke verklaring ontvangen?
Ontvangsttheorie
Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, deze persoon hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is 'ontvangen'. Maar wanneer kan gezegd worden dat een verklaring door de geadresseerde is ontvangen? Het antwoord daarop is niet in de wettekst te vinden. Enkele verzending is in ieder geval onvoldoende, maar het is niet nodig dat de ontvanger daadwerkelijk van de verklaring heeft kennis genomen.
Hoge Raad
Indien ontvangst van de verklaring wordt betwist, brengt een redelijke uitleg mee dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Als adres kan in ieder geval worden aangemerkt de woonplaats van de geadresseerde of wanneer het een zakelijke kwestie betreft, het zakelijke adres van geadresseerde. Ook kan gelden het adres waarvan de afzender op grond van verklaringen of gedragingen van geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt. Hierbij valt te denken aan een postbus, e-mailadres of een ander adres dat bij recente contacten tussen partijen door geadresseerde is gebruikt.
Voorgaande volgt onder meer uit het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2013. In het arrest geeft de Hoge Raad duidelijkheid over de ontvangsttheorie. De casus zoals deze voorlag bij de Hoge Raad was als volgt.
Centavos heeft van een stichting een groot aantal panden gekocht. De stichting heeft vervolgens een deel van deze panden van Centavos gehuurd. In de huurovereenkomst is bepaald dat mededelingen aan huurder in verband met de uitvoering van de huurovereenkomst kunnen worden verricht aan het adres van het gehuurde. De stichting heeft een huurachterstand laten ontstaan. Centavos heeft vervolgens drie aanmaningen gestuurd naar een postbusadres dat vanaf het sluiten van de overeenkomst werd gebruikt door de stichting. De stichting heeft het postbusadres ook op haar briefpapier vermeld. Centavos ontving bericht terug dat de post daar niet werd afgehaald. Daarna heeft zij diverse aanmaningen aan de adressen van de gehuurde panden gezonden. De stichting voert aan dat van alle gezonden aanmaningen slechts één haar had bereikt. De postbus was, zo blijkt in de procedure, buiten haar schuld geblokkeerd door het postbedrijf.
Het Hof oordeelde dat niet was voldaan aan het vereiste dat de verstuurde aanmaningen de stichting ook daadwerkelijk hadden bereikt. Dat oordeel houdt bij de Hoge Raad geen stand. De Hoge Raad oordeelt dat op zichzelf juist is dat de verklaring om werking te hebben, de wederpartij moet hebben bereikt. De Hoge Raad overweegt dat de afzender een en ander moet stellen en zo nodig bewijzen. Het gaat om het bewijs dat de verklaring is verzonden, dat het adres een adres is waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt en dat de verklaring is aangekomen. Het begrip bereiken wordt dus objectief begrepen.
Het gaat er om dat de wederpartij kennis kan nemen van de schriftelijke mededeling. In het geval van Centavos en de stichting mocht Centavos aannemen dat de stichting kon worden bereikt op de gebruikte adressen. Deze adressen stonden immers op het briefpapier van de stichting en werden als correspondentieadres vermeld in de huurovereenkomst. Wanneer post door de wederpartij vervolgens niet wordt gelezen, komt dat voor zijn eigen rekening. Ook het vervallen van een postbusadres komt voor risico van de stichting.
Tot slot
De werking van een schriftelijke verklaring is dus niet afhankelijk van de daadwerkelijke kennisneming van de verklaring. Voor de vaststelling of een verklaring is 'ontvangen' is van belang de mate waarin de geadresseerde naar buiten toe de indruk heeft gegeven dat hij een bepaald adres aanvaardt als een adres waarnaar voor hem bestemde mededelingen kunnen worden gestuurd. Zo'n indruk kan ook op een indirecte manier worden gevestigd, zoals bij de stichting in de zaak van de Hoge Raad het geval was.
Het arrest van de Hoge Raad is te vinden op rechtspraak.nl, onder referentie NL:PHR:2013:BZ4104.
Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met ons kantoor (tel: 010-7504475 of e-mail info@thladvocaten.nl)