De Hoge Raad heeft een uitspraak gedaan over de gevolgen van een onregelmatige opzegging (in dit geval met een onjuiste opzegtermijn en tegen een onjuiste datum) van de arbeidsovereenkomst en de transitievergoeding. De Hoge Raad is van mening dat de hoogte van de transitievergoeding wordt bepaald aan de hand van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig (met een juiste opzegtermijn en tegen een juiste datum) zou hebben opgezegd.
Wat was er aan de hand?
De arbeidsovereenkomst van een werknemer wordt na een dienstverband van bijna 10 jaar en met toestemming van het UWV opgezegd. De werknemer is op dat moment ouder dan vijftig jaar. In plaats van een opzegtermijn van 6 maanden heeft de werkgever echter een onjuiste opzegtermijn van ongeveer 2,5 maanden in haar opzegging vermeld. De opzegging is om deze reden onregelmatig gedaan. De werknemer loopt hierdoor veel transitievergoeding mis. In verband hiermee vordert de werknemer naast de wettelijke transitievergoeding ook betaling van gefixeerde schadevergoeding. Op de vorderingen is het recht van voor 1 januari 2015 van toepassing.
De kantonrechter en het Hof
De kantonrechter in eerste aanleg wijst de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toe. Volgens de kantonrechter kan in dit geval echter niet gefixeerde schadevergoeding en tevenseen transitievergoeding worden gevorderd.
Het Hof in hoger beroep is het hiermee oneens. Volgens het Hof is de werkgever zowel gefixeerde schadevergoeding als transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd. Volgens het Hof is het onaanvaardbaar dat de werkgever door een onjuiste opzegtermijn in acht te nemen geen hogere transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd zou zijn.
De Hoge Raad
In een arrest van 20 maart 2020 overweegt de Hoge Raad het volgende. Volgens de letterlijke tekst van de toepasselijke wetsartikelen moet het recht op- en de hoogte van de transitievergoeding worden bepaald aan de hand van de daadwerkelijke duur van de arbeidsovereenkomst. De feitelijke beëindigingsdatum van de arbeidsovereenkomst is dan de peildatum voor de berekening van de transitievergoeding. Dit zou echter resulteren in een lage transitievergoeding, of in helemaal geen vergoeding als een onjuiste- of geen opzegtermijn in acht zou zijn genomen. Bij een regelmatige opzegging, waarbij de werkgever de juiste opzegtermijn in acht zou hebben genomen, had de werknemer wel aanspraak kunnen maken op een correcte transitievergoeding.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever deze gevolgen van een onregelmatige opzegging onder ogen heeft gezien. Bij een onregelmatige opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werkgever, moet het recht op- en de hoogte van de wettelijke transitievergoeding worden bepaald aan de hand van het tijdstip waarop die arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig zou hebben opgezegd.
De gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging blijft onverminderd aan de werknemer verschuldigd als compensatie voor de overige nadelige gevolgen van de onregelmatige opzegging.
De Hoge Raad voegt nog toe dat haar overwegingen ook gelden naar het huidige recht zoals dat met ingang van 1 januari 2020 luidt.
Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Paul Beekman (tel: 010-7504475 of e-mail pb@thladvocaten.nl).