Inleiding
Het zal de lezer van dit artikel bekend zijn dat de huurder van een woning waarin renovatiewerkzaamheden plaatsvinden aanspraak kan maken op een verhuiskostenvergoeding als die verhuizing nodig is om de renovatiewerkzaamheden mogelijk te maken. De verhuiskostenvergoeding is bedoeld voor de kosten van verhuizing van de eigen inboedel naar een tijdelijke woning en weer terug. Ook is de vergoeding bedoeld voor het inrichten van de tijdelijke woning en het herinrichten na renovatie (denk aan schilderen en stofferen) van de gerenoveerde woning. Jaarlijks wordt een wettelijke minimumbijdrage vastgesteld. Deze bedraagt per 1 maart 2018 € 5.993,--. In de praktijk is zelden tot nooit aanleiding tot betaling van een hoger bedrag.
De Hoge Raad heeft in een richtinggevende uitspraak van 22 april 2016 overwogen dat de verhuiskostenregeling van dwingend recht is en dat de huurder dus altijd recht heeft op de forfaitaire verhuiskostenvergoeding als verhuizing wegens renovatie noodzakelijk is.
De wisselwoning
De uitspraak van de Hoge Raad lijkt te impliceren dat de huurder bij een noodzakelijke verhuizing wegens renovatie altijd recht heeft op de forfaitaire vergoeding, ook als de verhuurder kosteloos een zogenaamde wisselwoning ter beschikking stelt. Enkele recente uitspraken tonen echter aan dat rechters dat toch te ver vinden gaan.
In een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 4 januari 2017 ging het om verhuurder Portaal die aan de huurder kosteloos een volledig ingerichte logeerwoning ter beschikking had gesteld. Portaal stelde zich op het standpunt dat de huurder feitelijk niet was verhuisd nu zij slechts enkele persoonlijke spullen behoefde mee te nemen en dat betaling van de forfaitaire verhuiskostenvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De rechtbank Midden-Nederland gaat daarin mee en overweegt dat het beginsel dat bij renovatie en de daaruit voortspruitende noodzaak tot verhuizen (altijd) een forfaitaire vergoeding verschuldigd is, niet zo hard is dat er geen uitzonderingen op mogelijk zijn. De kantonrechter stelt de vergoeding vervolgens op een lager bedrag, € 1.500,-, vast.
Twee recente uitspraken gaan nog verder. Zowel de rechtbank Midden Nederland als de rechtbank Rotterdam overwegen daarin meer principieel dat bij een verhuizing naar een gemeubileerde wisselwoning geen verhuiskostenvergoeding verschuldigd is omdat er geen sprake is van kosten waarvoor die vergoeding is bedoeld. Ik citeer de rechtbank Rotterdam, maar de rechtbank Midden-Nederland overwoog in gelijke zin:
'De verhuiskostenvergoeding als bedoeld in artikel 7:220 lid 5 BW ziet op een vergoeding voor de kosten van het verhuizen van de eigen inboedel naar een tijdelijke woning en het inrichten van die tijdelijke woning. Huurders hebben echter bijna twee maanden op kosten van Havensteder in een volledig ingerichte logeerwoning verbleven. Door huurders is niet betwist dat zij alleen hun persoonlijke spullen mee hoefden te nemen naar die woning en niet hun hele woning hebben ontruimd en de tijdelijke woning hebben ingericht. Van een noodzakelijke verhuizing in de zin van artikel 7:220 lid 5 BW, waarvoor huurders kosten hebben gemaakt, was in dit geval ook reeds hierom geen sprake.'
Tot slot
De uitspraken van de rechtbanken Midden-Nederland en Rotterdam zijn logisch, wenselijk en redelijk. Waar huurders geen verhuiskosten maken omdat hen een gemeubileerde woning wordt aangeboden, gaat het niet aan om nog een verhuiskostenvergoeding van bijna € 6.000,-- uit te keren. De vraag is wel of ook gerechtshoven in hoger beroep deze lijn gaan volgen, nu de Hoge Raad toch heeft beslist dat de forfaitaire verhuiskostenvergoeding dwingendrechtelijk verschuldigd is als een verhuizing noodzakelijk is. Ook kan er nog discussie ontstaan over de situatie waarin een huurder een wisselwoning weigert en in plaats daarvan aanspraak maakt op de forfaitaire verhuiskostenvergoeding. Blijft deze huurder met lege handen staan of kan hij met recht stellen dat hij recht op de verhuiskostenvergoeding en geen genoegen hoeft te nemen met een wisselwoning of andere vergoeding in natura? De (rechts)praktijk zal het ongetwijfeld gaan leren.
Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Erik Lichtenveldt (tel: 010-7504475 of e-mail el@thladvocaten.nl).