In een recent gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland wordt antwoord gegeven op de vraag voor wiens risico (werkgever of werknemer) het komt als een pluimveebedrijf in verband met het uitbreken van de vogelgriep genoodzaakt is haar deuren tijdelijk te sluiten.
Als hoofdregel heeft te gelden dat de werkgever geen loon is verschuldigd indien de werknemer geen arbeid verricht (artikel 7:627 BW). De werkgever dient het loon echter wel door te betalen als de werknemer niet kan werken door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever komt (artikel 7:628 BW). Daarbij speelt de voorzienbaarheid van bedoelde oorzaak een cruciale rol.
In de casus waarover de rechtbank Noord-Nederland zich heeft moeten buigen, stelden de werknemers dat de tijdelijke sluiting van het bedrijf als gevolg van het uitbreken van de voorzienbare vogelgriep behoort tot het ondernemersrisico van de werkgever. De werkgever heeft betoogd dat het uitbreken van de onderhavige, uitzonderlijke vorm van vogelgriep en de daarmee samenhangende van overheidswege afgekondigde, onverwacht strenge maatregelen niet voorzienbaar waren, zodat het niet verrichten van de arbeid geen oorzaak heeft die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.
Met de werknemers is de rechtbank Noord-Nederland van oordeel dat een besmettelijke ziekte zoals de vogelgriep, waar de verhoogd vatbare pluimveehouderij van tijd tot tijd door wordt geplaagd, en de daarbij behorende maatregelen in beginsel voorzienbaar zijn. Het niet werken van de werknemers heeft dan ook een oorzaak die ligt in de risicosfeer van de werkgever. De werkgever had in dit geval dus de plicht het loon door te betalen. De rechtbank overweegt wel dat in het geval de uitbraak en daarmee samenhangende maatregelen ingrijpender zijn dan gebruikelijk in Nederland een rechtvaardiging zou kunnen bestaan voor een in tijd beperkte loondoorbetalingsplicht. Omdat het hier ging om een sluiting van (slechts) 72 uur (vier dagen), speelt dat hier niet.
Deze uitspraak toont nog maar eens aan dat calamiteiten niet snel voor risico van een werknemer komen. Dat geldt te meer bij kortstondige calamiteiten, nu er in dat geval geen vervangende inkomensvoorziening voor de werknemer bestaat (zowel onder de huidige onwerkbaarweerregeling in de WW en de werktijdverkortingsregeling van artikel 8 BBA, als onder de toekomstige calamiteitenregeling). De aard van het bedrijf is onder meer van belang en de voorzienbaarheid van de calamiteit (ook in samenhang met de aard van het bedrijf) weegt zwaar mee. Zo is bij een pluimveebedrijf eerder voorzienbaar dat een calamiteit zoals vogelgriep opkomt. Er is dan eigenlijk meer sprake van een (normaal) bedrijfsrisico dan van een calamiteit.
Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Camilla Rodrigues Pereira-de Kuyper (tel: 010-7504475 of e-mail ck@thladvocaten.nl).