Nieuws-detail -

Niet voldoen aan scholingsverplichting kan leiden tot hoge ontslagvergoeding

29 augustus 2016 - Arbeidsrecht nieuws

De scholingsverplichting

Sinds 1 juli 2015 is in artikel 7:611a van het Burgerlijk Wetboek de scholingsverplichting opgenomen: de werkgever dient zijn werknemers in staat te stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie en, voorzover dat van de werkgever kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst als de functie van de werknemer komt te vervallen of de werknemer deze niet meer kan vervullen".

Als de werkgever niet voldoet aan de scholingsverplichting, kan dat in de weg staan aan een ontslag. Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt namelijk dat ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst oplevert, indien die ongeschiktheid het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer.

De Kantonrechter in Alkmaar wees in een recente uitspraak van  een verzoek tot ontbinding van een werkgever die niet had voldaan aan zijn  scholingsverplichting toch toe, maar onder toekenning van een zogenaamde billijke vergoeding aan de werknemer.

De uitspraak van de kantonrechter Alkmaar

Wat was er aan de hand? De werkgever hield zich in een eenmanszaak bezig met  bewindvoering, curatele en schuldhulpverlening. De werkneemster was sinds 1 februari 2010 in dienst. Per 1 april 2014 werden de kwaliteitseisen aan bewindvoerders, curatoren en schuldhulpverleners aangescherpt. Voor de werkneemster betekende dit dat zij vóór 1 april 2016 een MBO-4 opleiding moest hebben voltooid. De werkgever pakt dit onvoldoende voortvarend op, waardoor de werkneemster per 1 april 2016 de benodigde opleiding niet heeft en haar werkzaamheden niet meer kan uitvoeren. Zij is dan 63 jaar oud. Met het alsnog behalen van een MBO-4 opleiding is ruim twee jaar gemoeid. De werkgever vraagt om ontbinding.

Een logische gedacht zou zijn dat deze ontbinding niet kan worden toegewezen.
De werkneemster is immers ongeschikt voor het verrichten van haar arbeid geworden vanwege onvoldoende zorg van de werkgever voor haar scholing. De kantonrechter ziet dat echter anders en wijst het ontbindingsverzoek toe. Volgens de kantonrechter is de werkneemster op zich niet ongeschikt voor het verrichten van haar arbeid en is er geen sprake van disfunctioneren, maar zijn het de nieuwe wettelijke eisen (het behalen van een MBO-4 opleiding) die in de weg staan aan een voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Om daaraan te voldoen, zal de werkneemster minimaal twee jaar scholing moeten volgen, terwijl het nog maar de vraag is of zij binnen die termijn haar diploma zal behalen. Van de werkgever mag volgens de kantonrechter niet verlangd worden in die tijd het loon te blijven betalen, terwijl de werkneemster haar werk niet kan doen.

De kantonrechter verbindt wel financiële consequenties aan de nalatigheid van de werkgever. Volgens de kantonrechter heeft de werkgever ernstig verwijtbaar gehandeld door niet aan zijn scholingsverplichting te voldoen. Daarbij rekent de kantonrechter het de werkgever met name zwaar aan dat hij ruim twee jaar lang wist dat de werknemer moest worden bijgeschoold om aan het werk te kunnen blijven, maar desondanks weinig tot niets ondernam. Ook informeerde hij de werkneemster niet over de plicht om per 1 april 2016 over een MBO-4 diploma te beschikken, waarmee de werkneemster de kans werd ontnomen om desnoods zichzelf voor eigen rekening bij te scholen.

In geval van ernstig verwijtbaar handelen, kan de kantonrechter bovenop de wettelijk verschuldigde transitievergoeding een aanvullende billijke vergoeding toekennen.
De kantonrechter is vrij in het bepalen van de hoogte daarvan. Bij het vaststellen van de vergoeding in dit concrete geval geeft de kantonrechter aan rekening te hebben gehouden met de mate van verwijtbaarheid van het gedrag van de werkgever, het loon van de werkneemster, de duur van het disnetverband en de gevolgen van het ontslag.
De billijke vergoeding stelt hij vast op negen maandsalarissen (€ 18.500,-- bruto).

Ten slotte

De werkgever kwam er in deze zaak  naar mijn mening nog genadig vanaf. De kantonrechter had ook kunnen overwegen dat het verzaken van de scholingsverplichting door de werkgever wel degelijk had geleid tot ongeschiktheid van de werkneemster voor haar werk.
De werkneemster had haar werk immers kunnen blijven doen als zij tijdig was begonnen met het behalen van het MBO-4 diploma. In het geval van afwijzing van het ontbindingsverzoek zou de werkgever zoals de kantonrechter terecht overweegt minimaal twee jaar lang een werknemer in dienst hebben gehad die niet zou kunnen werken. Een vergoeding van negen maandsalarissen lijkt onder die omstandigheden (ook) billijk voor de verzakende werkgever.

Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Erik Lichtenveldt
(tel: 010-7504475 of e-mail el@thladvocaten.nl)

 

Deel dit artikel:

De sharefunctionaliteit is niet beschikbaar omdat de cookies zijn uitgeschakeld. Kunnen cookies weer worden geactiveerd?

Terug naar vorige pagina
Wij gebruiken cookies om de ervaring op onze website te verbeteren, statistieken bij te houden en je toegang te geven tot onze social media.
Door gebruik te maken van deze website of door op akkoord te drukken, ga je akkoord met ons cookiebeleid. Je kan cookies ook niet accepteren.