Stel dat een aantal voetbalsupporters de ruit van uw bedrijfsruimte inslaat, uw etalage leeghaalt en vernielingen pleegt? Of stel dat één of meerdere ladingen uit vrachtwagens van uw transportbedrijf worden gestolen door een criminele organisatie? Op wie kunt u, als benadeelde, uw schade verhalen?
De wet
De wet biedt de mogelijkheid om één of meerdere groepsleden hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor schade en formuleert dit als volgt (artikel 6:166 BW):
Alhoewel in de praktijk niet veel gebruik wordt gemaakt van het artikel, is er in een aantal procedures al meerdere keren succesvol een beroep op gedaan. Hieronder zal ik twee uitspraken behandelen, waarbij het de ene keer goed uitpakte voor de benadeelde en de andere keer niet.
Allereerst zal zet ik de wettelijke criteria nog eens op een rij:
De groepsleden zijn allen voor het geheel aan te spreken (hoofdelijke aansprakelijkheid) wanneer aan de wettelijke eisen van artikel 6:166 BW is voldaan. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de tot een groep behorende personen leidt er dus toe dat een benadeelde die schade heeft geleden ten gevolge van een gedraging in een groepsverband kan volstaan met het aanspreken van één van de groepsleden ter verkrijging van volledige schadevergoeding.
De wetsgeschiedenis geeft nog de volgende toelichting: ''Wanneer bijvoorbeeld een groep jongens uit is op het plegen van baldadigheden of enige personen deelnemen aan een relletje, scheppen zij met elkander de psychische sfeer die het gevaar doet ontstaan van het onrechtmatig toebrengen van schade aan buitenstaanders door één van de deelnemers. Nu zou elk der deelnemers die niet de facto de schade toebracht, kunnen stellen: mijn deelneming is niet causaal (red: de oorzaak van de schade), immers ook als ik niet had meegedaan zou de rest uit zijn geweest op baldadigheden, respectievelijk zou het relletje toch hebben plaatsgevonden. Dit verweer wordt door de onderhavige bepaling afgesneden.''
De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is dus niet van belang.
Het tweede lid van artikel 6:166 BW regelt het onderlinge verhaal van de groepsleden. Daar staat de benadeelde buiten. Voor zover de redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de aansprakelijkheid meebrengt, bijvoorbeeld door het gewicht van ieders bijdrage, dan moet dat worden uitgevochten tussen de groepsleden onderling. De benadeelde kan voor het volledige schadebedrag bij ieder van de groepsleden terecht, zo hij wenst.
De jurisprudentie
In een arrest van 2 oktober 2015 heeft de Hoge Raad de volgende vraag beantwoord:
Als een persoon strafrechtelijk wordt veroordeeld wegens lidmaatschap van een criminele organisatie, kan dan tevens worden geconcludeerd dat sprake is van een civielrechtelijke groepsaansprakelijkheid? Met andere woorden; heeft een strafrechtelijke veroordeling als gevolg van deelname aan een criminele organisatie tot gevolg dat ook civielrechtelijk sprake is van groepsaansprakelijkheid. Het antwoord is nee.
De Hoge Raad had te oordelen over een geschil tussen een verzekeraar/vervoerder die vergoeding vorderde van geleden schade ten gevolge van een zevental ladingdiefstallen uit vrachtwagens. De gedaagden in de civiele procedure waren inmiddels strafrechtelijk veroordeeld, waarbij het bewezen was verklaard dat zij hadden deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, als diefstallen, opzet-en heling.
De Hoge Raad oordeelde dat civielrechtelijke groepsaansprakelijkheid niet is beperkt tot gedragingen in een mensenmenigte (denk aan de rellen tijdens een dancefestival te Hoek van Holland in augustus 2009, waarover hierna meer). Een strafrechtelijke veroordeling wegens deelneming aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, is volgens de Hoge Raad echter niet voldoende voor het aannemen van gedragingen in groepsverband, zoals bedoeld in artikel 6:166 lid 1 BW. Dit artikel betreft niet het deelnemen aan een dergelijke criminele organisatie als zodanig, maar concreet onrechtmatige handelingen in groepsverband die schade hebben veroorzaakt. De verzekeraar/verweerder moest dus meer stellen om te kunnen aannemen dat er een zodanig verband bestond tussen de ladingdiefstallen, dat deze diefstallen als één groepsgedraging konden worden aangemerkt.
Overigens ging het wel goed in een geschil dat diende voor de Rechtbank Rotterdam in augustus 2014, waarbij een agent van de politie relschoppers had gedagvaard tot vergoeding van door hem geleden immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat op een bepaald moment sprake was van een groep mensen die door hun gedragingen elkaar stimuleerden tot belaging van politiemensen, althans waardoor een reële kans ontstond dat dit zou gebeuren. Het loutere ''erbij zijn'', is onvoldoende voor het vestigen van groepsaansprakelijkheid, maar een eigen bijdrage aan de groepsgedraging vestigt wel de aansprakelijkheid voor alle schadetoebrengende onrechtmatige gedragingen uit de groep, ongeacht de omvang van de eigen bijdrage. De groep hoeft geen georganiseerd verband te zijn en kan spontaan zijn ontstaan, de groepsleden behoeven elkaar ook niet te kennen.
Conclusie
Wanneer schade is geleden als gevolg van gedragingen in groepsverband, dan loont het de moeite om te onderzoeken of één of meer leden van die groep op grond van groepsaansprakelijkheid aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de toegebrachte schade. Daarbij kan een strafrechtelijke veroordeling tot deelname aan een criminele organisatie helpen, maar deze veroordeling biedt geen garantie op een civielrechtelijk succes.
Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Renate van der Hoeff (tel: 010-7504475 of e-mail: rh@thladvocaten.nl).