Nieuws-detail -

Arbeidsovereenkomst van directeur die zelf faillissement aanvraagt moet door de curator worden opgezegd

02 augustus 2012 - Arbeidsrecht nieuws

Een statutair bestuurder van een besloten vennootschap of een naamloze vennootschap geldt in veel opzichten als een gewone werknemer. Voor wat betreft de benoeming en het ontslag van de statutair directeur, gelden echter belangrijke afwijkingen.


De benoeming en het ontslag van de statutair directeur geschieden namelijk door de algemene vergadering van aandeelhouders of de Raad van Commissarissen. In twee beroemde arresten van 15 april 2005 heeft de Hoge Raad beslist dat een besluit tot ontslag van een statutair bestuurder in beginsel ook de beëindiging van de dienstbetrekking van de bestuurder tot gevolg heeft. Daarmee is duidelijk geworden dat de bestuurder niet de ontslagbescherming heeft die normale werknemers wel hebben.
De Hoge Raad moest zich op 13 juli 2012 uitlaten over de noodzaak van ontslag van een bestuurder die zelf het faillissement van een besloten vennootschap had aangevraagd.
De bestuurder stelde zich op het standpunt dat zijn arbeidsovereenkomst na faillissement gewoon doorliep en de curator deze moest opzeggen. Om die reden diende de bestuurder een loonvordering in het faillissement in.

De feiten
Wat was er aan de hand. De besloten vennootschap A was op 8 april 2008 op eigen aangifte failliet verklaard. De besloten vennootschap B was enig aandeelhouder en statutair bestuurder van A. De bestuurder en enig aandeelhouder van B, de eiser, was in dienst bij A. A was op 8 april 2008 op eigen aangifte failliet verklaard. De eigen aangifte was gedaan door de enig aandeelhouder en bestuurder B, die op haar beurt werd vertegenwoordigd door de eiser. Op 8 december 2008 claimde de eiser bij de curator van A betaling van zijn loon. De curator weigerde dat en zegde voor de zekerheid, voor zover er nog sprake was van een arbeidsovereenkomst, de arbeidsoverkomst met de eiser op 29 december 2008 op.

De kantonrechter en het Hof
De kantonrechter en - in hoger beroep - het Hof, wezen de vorderingen van de eiser af. Volgens het Hof was er reden voor 'relativering van de arbeidsovereenkomst' die eiser als (minnelijk) enig aandeelhouder met de vennootschap A had gesloten, ook al was niet hijzelf, maar B, zijn holding, daarvan statutair directeur. Het Hof oordeelde verder dat de eiser als minnelijk enig aandeelhouder alle touwtjes in handen had en hij zich ook naar buiten onmiskenbaar als de eigenaar van de onderneming presenteerde. Omdat de eiser bovendien de facto zelf het faillissement van A had aangevraagd, waren er geen redenen meer om zijn verhouding tot de failliete vennootschap aan te merken als een arbeidsovereenkomst die door de curator moest worden opgezegd. Van de voor een arbeidsovereenkomst benodigde gezagssituatie en afhankelijkheid van de werknemer was geen sprake geweest terwijl met het uitspreken van het faillissement de bestuursmacht van de eiser feitelijk tot een einde was gekomen, aldus het Hof.

De Hoge Raad
De Hoge Raad kon zich in de redenering van het Hof niet vinden en oordeelde heel formeel dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst, dat vast stond dat de curator deze arbeidsovereenkomst pas op 29 december 2008 had opgezegd en dat de omstandigheden die het Hof had aangehaald niet het kennelijke oordeel van het Hof konden dragen dat de arbeidsovereenkomst daarvóór op een andere wijze tot een einde was gekomen.
Daarbij verdiende volgens de Hoge Raad opmerking dat de eiser geen statutair bestuurder van A was en hij die hoedanigheid dus ook niet verloren kon hebben.

Ten slotte
In de praktijk is er vaak sprake van een werkmaatschappij die statutair wordt bestuurd door een holding, waarboven dan een natuurlijk persoon als bestuurder staat ingeschreven. Materieel is het dan zo dat de natuurlijke persoon die boven de holding zit, net als in dit geval, feitelijk de touwtjes in handen heeft.
In het geval van faillissement van de werkmaatschappij, dient de curator dus niettemin een eventueel aanwezige arbeidsovereenkomst tussen de natuurlijke persoon en de werkmaatschappij op te zeggen. Doet hij dat niet, dan kan dat leiden tot een loonvordering in het faillissement.

De uitspraak is te vinden op www.rechtspraak.nl, onder LJN-nummer BW7009 (http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=BW7009.)

Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Erik Lichtenveldt (tel: 010-7504475 of e-mail el@thladvocaten.nl).

Deel dit artikel:

De sharefunctionaliteit is niet beschikbaar omdat de cookies zijn uitgeschakeld. Kunnen cookies weer worden geactiveerd?

Terug naar vorige pagina
Wij gebruiken cookies om de ervaring op onze website te verbeteren, statistieken bij te houden en je toegang te geven tot onze social media.
Door gebruik te maken van deze website of door op akkoord te drukken, ga je akkoord met ons cookiebeleid. Je kan cookies ook niet accepteren.