Nieuws-detail -

Rechtspraak verdeeld over omvang loonsanctie bij weigeren passende arbeid

14 februari 2014 - Arbeidsrecht nieuws

Het zal bij vrijwel iedereen bekend zijn dat werkgevers verplicht zijn om tijdens de eerste twee jaar van ziekte het loon door te betalen. Op zowel de werkgever als de werknemer rust tijdens ziekte de plicht om tot re-integratie in het arbeidsproces te komen. Werkt de werknemer daaraan niet mee, dan staat daar in de regel de sanctie tegenover van stopzetting van het loon. Die sanctie staat bijvoorbeeld op het niet meewerken aan een plan van aanpak en het belemmeren van de genezing. Zodra de werknemer weer meewerkt, is de werkgever verplicht de loonbetaling te hervatten.


Als een werknemer wegens ziekte niet in staat is zijn eigen arbeid te verrichten, zijn werkgever en werknemer verplicht om te kijken of de werknemer andere passende arbeid kan verrichten. Is die arbeid er, dan is de werknemer verplicht die arbeid te verrichten. Doet hij dat niet, dan staat ook daarop de sanctie van stopzetting van het loon 'voor de tijd gedurende welke hij die arbeid niet verricht'.

Vaak is het zo dat de werknemer maar een paar uur passende arbeid kan verrichten. Wat nu, als de werknemer dat weigert. Mag dan het gehele loon worden stopgezet, of alleen het loon voor de uren dat de werknemer in staat is passende arbeid te verrichten? De laatste tijd hebben drie Gerechtshoven zich over deze vraag uitgelaten. Hieronder zullen de uitspraken van deze Gerechtshoven worden besproken. Eerst zal de oudere rechtspraak de revue passeren.

Oudere rechtspraak

Al in 2005 oordeelde het Gerechtshof in Amsterdam dat de loonsanctie in het geval van een weigering om passende arbeid te verrichten, alleen kan worden toegepast op het deel van de passende arbeid dat de werknemer ten onrechte weigert te verrichten.
Dat betekent dus dat het loon voor de uren dat de werknemer geen (passende) arbeid kan verrichten verschuldigd blijft. Veel lagere (kanton)rechters volgden dit standpunt.

Uitgerekend de Kantonrechter Amsterdam, die in geval van hoger beroep valt onder het Gerechtshof Amsterdam, oordeelde in 2012 als één van de weinigen echter anders. Volgens de Kantonrechter gold de loonsanctie in alle gevallen die de wet noemt 'voor de tijd gedurende welke' de werknemer iets doet of juist niet doet. In alle gevallen behalve het geval waarin de werknemer weigert passende arbeid te verrichten, staat vast dat het gaat om een volledige stopzetting van het loon. Het zou volgens de Kantonrechter niet logisch zijn als alleen voor dat geval de loonsanctie beperkter zou worden uitgelegd en alleen zou gelden voor de uren die de werknemer weigert passende arbeid te verrichten. Bovendien zou het volgens de Kantonrechter in dat geval eigenlijk niet om een sanctie gaan, nu iemand die geen arbeid verricht sowieso geen loon krijgt (geen arbeid, geen loon).

De recente uitspraken

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overwoog onlangs dat in geval van een weigering om passende arbeid te verrichten wel het gehele loon mag worden stopgezet. In tegenstelling tot het Gerechtshof Amsterdam, motiveerde het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn uitspraak wel. Het Gerechtshof verwijst allereerst naar de wetsgeschiedenis. Voorts wijst het Gerechtshof er net als de Kantonrechter Amsterdam op dat
a) in alle overige gevallen van een loonsanctie (bijvoorbeeld bij belemmering van de genezing) sprake is van een volledige stopzetting en;
b) dat een gedeeltelijke stopzetting sowieso al mogelijk is omdat geen arbeid wordt verricht.
Ten slotte overweegt het Gerechtshof dat de loonsanctie is bedoeld als prikkel om mee te werken aan re-integratie en deze prikkel er niet tot nauwelijks is als de sanctie alleen betrekking heeft op een beperkt aantal uren.

Het Gerechtshof Den Bosch moest zich uitlaten over een werkneemster die weigerde passende arbeid te verrichten omdat de werkgever weigerde vervoer naar de werkplek te verzorgen. In deze omstandigheden was er volgens het Gerechtshof niet alleen sprake van het niet verrichten van passende arbeid voor een aantal uren, maar van het niet meewerken aan de re-integratie als geheel. Deze overweging leidde tot de beslissing dat het gehele loon mocht worden stopgezet. Of het Gerechtshof even streng zou zijn als de werkneemster een andere, in de ogen van het Gerechtshof meer valide, reden zou hebben om de arbeid niet te verrichten blijft onduidelijk.

Het Gerechtshof Amsterdam houdt vast aan zijn leer van gedeeltelijke stopzetting.
Bij arrest van 5 november 2013 (overigens gewezen in een andere zaak) heeft het Gerechtshof Amsterdam zonder motivering overwogen dat 'de loonsanctie niet het gehele loon treft maar slechts betrekking kan hebben op die uren gedurende welke appellant, hoewel daartoe in staat, zonder deugdelijke grond geen passende arbeid heeft verricht.'

Uiteindelijk concludeerde de Kantonrechter in Utrecht dat er over dit onderwerp verschillend wordt gedacht en dat de Hoge Raad de knoop moet doorhakken. Daartoe heeft de Kantonrechter zogenaamde prejudiciele vragen aan de Hoge Raad gesteld. Die mogelijkheid heeft een kantonrechter als zich een situatie voordoet waarin een principiële beslissing moet worden genomen over de uitleg van het recht.

Conclusie

De vraag wat de passende sanctie is in het geval een zieke werknemer weigert passende arbeid te verrichten (volledige loonstopzetting of alleen loonstopzetting over de uren dat de werknemer weigert arbeid te verrichten), wordt in de rechtspraak niet eenduidig beantwoord. Zolang de Hoge Raad zich hierover niet heeft uitgelaten, blijft de uitkomst van procedures dus onzeker. Dat geldt zeker in Rotterdam en omstreken, nu er over deze materie nog geen gepubliceerde uitspraken zijn van de Kantonrechter Rotterdam of het Gerechtshof Den Haag.

Vooralsnog komt de beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, volledige stopzetting van het loon, mij het meest logisch voor. Het Gerechtshof merkt mijns inziens terecht op dat een gedeeltelijke stopzetting niet past in het wettelijk systeem en eigenlijk niet als sanctie en prikkel tot verbetering van gedrag aan de zijde van de werknemer kan worden beschouwd.

Binnenkort zal er duidelijkheid ontstaan, nu de Hoge Raad door de Kantonrechter in Utrecht is gevraagd zich hierover uit te laten.

Voor meer informatie over dit onderwerp of advies kunt u contact opnemen met Erik Lichtenveldt (telefoonnummer: 010-7504475 of el@thladvocaten.nl).



Deel dit artikel:

De sharefunctionaliteit is niet beschikbaar omdat de cookies zijn uitgeschakeld. Kunnen cookies weer worden geactiveerd?

Terug naar vorige pagina
Wij gebruiken cookies om de ervaring op onze website te verbeteren, statistieken bij te houden en je toegang te geven tot onze social media.
Door gebruik te maken van deze website of door op akkoord te drukken, ga je akkoord met ons cookiebeleid. Je kan cookies ook niet accepteren.